Het zwaartepunt van Herman De Cuypers
publiek toegankelijke oeuvre is te situeren “in het
Scheldeland”. Op het kerkhof van zijn geboortedorp Blaasveld,
ligt de kunstenaar begraven onder een beukenboom, met op zijn
graf een verrijzenisbeeld in euvillesteen. Hij kapte deze Christusfiguur
voor zijn moeder en wilde het graag behouden als eigen grafbeeld.
Graf van de kunstenaar
Verschillende grafzerken zijn, evenals het Monument voor de Gesneuvelden (1928) voor de Sint-Amanduskerk, van zijn jeugdige hand. Voorbij de kerk, richting Willebroek-Centrum, prijkt voor het kasteel Bel Air, de bronzen torso van zijn dorpsgenoot, vriend en verzetsheld Jan Neutjens (1932).
Jan Neutjens (1932)
Als bewaard gebleven fragment van een mannelijk staand naaktfiguur,
illustreert dit goed de impressionistische boetseerkunst uit
de eerste periode van de beeldhouwer. Op de begraafplaats van
Willebroek realiseerde de kunstenaar in 1939, in euvillesteen,
het Grafmonument voor pastoor Cleymans. Op funerair vlak is zijn
belangrijkste werk het Grafmonument van de familie Bosserez te
Puurs. Hij realiseerde dit werk in 1944 en voerde het uit in
bontzandsteen.
Grafmonument van de familie Bosserez, bontzandsteen, Puurs (1944)
In de loop van zijn carrière ontwierp Herman De Cuyper
verschillende religieuze cycli in diverse materialen. In 1939
begon hij te kappen aan de veertien bas-reliëfs van de Kruisweg
voor de Sint-Katharinakerk te Boom (Bosstraat). De eikenhouten
panelen werden in de muren van het kerkschip ingewerkt en illustreren
de visionaire en zelfs narratieve uitdrukkingskracht van zijn
religieus animisme.
Jezus wordt ter dood veroordeeld, eik, St. Katharinakerk Boom (1939)
Jezus ontmoet de wenende vrouwen, eik, St. Katharinakerk Boom (1939)
Een hoogtepunt van expressiviteit bereikte hij met de Openluchtkruisweg
(1942-1944) voor de Carolusparochie te Ruisbroek (Puurs). Deze
monumentale en in arduin gebeitelde bas-reliëfs staan als
“schilderijen op statieven” opgesteld achter de Lourdesgrot in
het Hof ter Zielbeek. Bij nader toezien schiep de kunstenaar
taferelen in vlakreliëf, die de toeschouwer tot meditatie
en contemplatie aanzetten. In deze uitgekiende composities gaat
alle aandacht naar de expressieve gelaatsuitdrukkingen.
Graflegging, arduin, Ruisbroek (1942-1944)
|
|
Eenzelfde ingesteldheid spreekt uit
de omvangrijkste religieuze cyclus, die de kunstenaar in 1951 en
1952 mocht beeldhouwen voor de kerktuin achter de O.-L.-Vrouw-Ten-Traan
kerk te Kalfort (Puurs).
De vijftien groepen van de Rozenkrans werden gebeiteld in blokken
euvillesteen en geven gestalte aan de vijf Blijde, Droeve en Glorievolle
Mysteries. De figuratie is tegelijkertijd natuurgetrouw en gestileerd.
Eens te meer ligt de verinnerlijking en sublimering van het gevoel
geconcentreerd in een metafysica van het gelaat.
Rozenkrans te Kalfort (Puurs), 15 groepen in euvillesteen (1951-1952)
Oorlogsmonument van Bornem (1934)
Ook het Oorlogsmonument van Bornem (1934) is een typisch voorbeeld
van een samengesteld monument met een dubbele functie: enerzijds
de gesneuvelden eren (groep in arduin met profane pietà)
en een hulde aan het H. Hart (bronzen Verrezen Christus).
Jan Hammenecker-monument
Vanuit Bornem is het slechts een boogscheut naar Mariekerke a/d Schelde.
Daar werd in 1957 op de kerkberm en vóór het O.-L.-Vrouwkerkje, het Jan Hammenecker-monument ingehuldigd.
Het monument werd in kunststeen uitgevoerd en stelt de priester en scheldedichter
voor, staande naast Maria en het Jezuskind in een visserssloep.
Op de achterzijde van het zeil werd in reliëf het door Hammenecker
bezongen Kruisvisioen van de Heilige Lutgardis weergegeven.
Sint-Job, model in gips (1930)
In het kerkje zelf
bevindt zich in de zuiderbeuk vóór de kooringang, een eikenhouten
Sint-Job. Dit beeld kwam tot stand in 1930 en
was de eerste kerkelijke opdracht van de toen zesentwintigjarige
kunstenaar.
|