Door zijn geboortejaar 1904 behoorde Herman De Cuyper tot de “Generatie van 1900”. In feite waren dit de Interbellumkunstenaars, die volgden op de generatie van expressionisten. Zo ondergingen zij de dominantie van
het Vlaamse expressionisme met zijn drang naar vervorming en zelfs misvorming van de realiteit. Bij de beeldhouwers manifesteerde zich echter al vanaf 1930 een tendens naar “terug naar de natuur”. Paul Haesaerts (1901-1974) publiceerde
als belangrijke Belgische kunstcriticus in 1942 een boekje, waarin hij deze ingesteldheid van een “retour à l’humain” de naam gaf van animisme. Het ongelukkig gekozen anthropologische begrip, ontleende hij aan de
anthropoloog E.B. Tylor, die de albezieldheid van de dingen als basis van het ontstaan van de primitieve godsdienst had ontwikkeld in zijn boek Primitive Culture (1871). Haesaerts gebruikte later, omwille van de kritiek, ook de termen “réalisme
poétique” en intimisme. Hoewel de termen intimisme en intimist veel beter de geestelijke ingesteldheid weergeven van deze kunstenaars, bleef het begrip animisme en de benaming animisten tot op vandaag het meest in zwang in de
kunstkritiek. In feite gaat het meer om een benadering of houding ten opzichte van de realiteit, die als een vergeestelijkte harmonie wordt ervaren en als dusdanig wordt gesuggereerd in de plastische vorm. Ze trachten hun vormen te bezielen,
om het diepere achter het afgebeelde op te roepen.
Geknielde moeder en kind, 1954 (Scaldis 1956) |
|
Moeder en kind, arduin, 1940 (Middelheim, 1952)
Herman De Cuyper leerde Paul Haesaerts pas kennen na diens publicatie over het animisme.
Jong meisje, kerselaar, 1937 (Apport, 1942)
Als expert kocht hij voor derden zelfs werk aan en nodigde de kunstenaar uit om als enige “sculpteur invité” zijn werk te tonen op het zomersalon van de groep Apport (1942) in de Galeries Apollo te Brussel. Na de Tweede Wereldoorlog, stelde De Cuyper bijna niet tentoon, wat niet belette dat hij met een taille directe in arduin: Moeder en kind (1940) vertegenwoordigd was op de openingstentoonstelling van Middelheim in 1952.
Ook op de grote rondreizende Scaldis-tentoonstelling in 1956, was hij met een fraaie Geknielde moeder en kind (1954) vertegenwoordigd te Antwerpen. |